-
1 Bursche
Bursche〈m.; Burschen, Burschen〉♦voorbeelden:ein niedlicher Bursche • een aardig ventje, kereltjeein strammer Bursche • een stevige jongen, een flinke, potige kerelein toller Bursche • een toffe kerel2 ein sauberer Bursche! • een lieve, mooie jongen! -
2 ein lustiger Bursche
-
3 Bruder
Bruder〈m.; Bruders, Brüder〉2 broeder, kameraad, medemens♦voorbeelden:mein leiblicher Bruder • mijn eigen broer3 gleiche Brüder, gleiche Kappen • gelijke monniken, gelijke kappen〈 verouderd〉 Bruder Lustig • vrolijke klant, Fransein übler Bruder • een valse broeder〈informeel; pejoratief〉 ein warmer Bruder • een flikker, homo
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский